zaterdag 2 januari 2010

Van Kratie naar Bang Lung

Kratie is de laatste makkelijk te bereikbare plek. Van hieruit verder reizen betekent rode aarden wegen vol putten en bulten, bruin stof, vrachtwagens die vastzitten in de modder en Wij in een overvolle minibus, die als een gek door de bergen raast. In de bus is plaats voor 12. De chauffeur deelt zijn zetel met een meisje en op de overige stoel zitten 17 mensen ! Waarvan 8 toeristen EN een dikke Canadees, met elk hun trekkersrugzak. En 9 locals mèt boodschappen. Hilarisch ! Gelukkig duurt de rit ( slechts ) 6 uur en raken we heelhuids in Ban Lung. We vinden een super leuke ecologde waar alles van hout en natuurmateriaal gemaakt is. Onze bungalow staat in het groen en heeft een prachtig uitzicht over een glooiend dal en de omliggende bergen. Bovendien ligt er op fietsafstand een kratermeer midden in de jungle, met heelrijk fris water waar je kan zwemmen, lui in de zon liggen, zwemmen, nog wat bruinen, nog een plonsje... :-) We gunnen onszelf 3 dagen luierplezier voor we op een driedaagse trekking door het Virahaya National Park vertrekken.
De eerste dag rijden we achterop een mototaxi naar Ta Veng, het einde van de Cambodiaanse beschaving. Van hieruit is transport over de weg niet meer mogelijk ( er zijn geen zegen meer ! ) en gebeurt alles per boot. Dus varen we stroomopwaars met een lokale vissersboot het nationaal park binnen. s' Avonds logeren we bij een minderheidsgroep, de Kreug. Hun dorp, 5 hutten, een paar kippen en een paar hongerige zwijnen, ligt langs een zijtak van de Mekong ( de Tonlé Sap ) en duidt de grens van park aan. Ondanks het verbod, trekken de dorpelingen het park binnen om er rubber te winnen, te jagen en bomen te kappen. Een handvol rangers is nauwelijks in staat het gigantische park te beschermen. Of is dit het werk van de rangers zelf ?
De dorpelingen zijn niet onvriendelijk en toch voelen we ons niet meteen welkom tussen deze mensen. Zijn ze gewoon verlegen ? Worden onze verwachtingen over een hartelijk onthaal als “westerling” ons pijnlijk duidelijk ? En wie is nu eigenlijk de toeristische attractie ?
Feit is dat onze aanwezigheid een duidelijke impact heeft op het leven van deze mensen. De traditioneel geblokte sjaals die dienst doet als lendendoek, kleed, hoofddoek, draagstoel voor baby's, enzovoort, heeft plaatsgemaakt voor hippe jeansbroeken, gsms en namaak spullen van Louis Vitton en andere grote merken. In dorpen dieper in de jungle leven etnische stammen naakt en zonder voorzieningen ( water, electriciteit... ). We hopen dat het bier en de plastic rommel, die met kratten tegelijk vanuit Ta Veng werd meegenomen, niet gekocht werden met onze homestay bijdrage. We koken op een houtvuur tussen de zwijntjes en wassen ons, net als de dorpelingen, in de rivier. Een snelstromende en ijskoude bruine stroom water. Om 21 uur ligt iedereen vanuit zijn hangmat te luisteren hoe de geluiden vanuit de hutten zich mengen met de lokroepen uit de jungle. Het wordt een koude nacht.
Dag 2 staan we vroeg op en varen nog dieper de jungle in. Met een kom rijst achter de kiezen lopen we 4 uur doorheen dicht begroeid bladergeweld, bamboebossen waaruit tunnels zijn gehakt ( net groot genoeg om doorheen te kruipen ) en af en toe open zonnige steppes met hoog gras en gigantische omgevallen bomen. De begroeiing is soms zo dicht dat je elkaar op minder dan 10 meter niet meer kan zien. Je mag elkaar niet uit het oog verliezen en er wordt een stevig tempo aangehouden. Met onze bagage zo hoop mogelijk boven het hoofd steken we een rivier over en volgen een stuk van het Ho Chi Min trail. Een pad dat tijdens de Vietnamoorlog werd gebruikt om goederen en wapens te smokkelen. Vroeger moeten er jeeps over dit pad gereden hebben. Nu is het pad soms nauwelijks herkenbaar en begaanbaar door omgevallen bomen en de allesverslindende jungle. Lunchen doen we aan een waterval waar we elkaar, voor een zoveelste keer, op bloedzuigers checken ( ik haat die beesten ) en onze bezwete lijven verkoelen met een duik in een poel, onderaan de waterval. We eten ( opnieuw ) rijst en maken een stijle klim doorheen het mooiste stuk van deze trekking. We klimmen over de wortels van honderdjarige oude reuzebomen en krijgen af en toe een vergezicht te zien over bergen vol ondringbaar junglegeweld. Op een open plekje naast een rivier en onder het hoge dikke bladerdak van deze bomen hangen we onze hangmatten op om rond het kampvuur ... rijst te eten. Een hoop levendige gedachten aan alle bloedzuigers, spinnen en duizenden mieren die de grond onder mijn hangmat veranderen in een knetterende zwarte zee, houden me uit mijn slaap. Doorheen het bladerdak zie ik de maan over de hemel schuiven. En terwijl ik in de verte een sambar hoor blaffen, val ik uiteindelijk toch in slaap. Dit is de echte jungle !
s' Morgens worden we gewekt met het geluid van gibons en junlgekippen. We breken het kamp op, koken water uit de rivier als drinkwater en hijsen onze rugzak weer op onze rug. Elk draagt zijn eigen water, een hangmat met muskietennet, 2 dekens en persoonlijke spullen. Een aardig gewicht dat zwaarder lijkt te wegen bij elke gezette stap. We volgen een ander pad terug, lopen verloren, en komen na wat zoeken terug op het Ho Chi Min pad, dat ons na 5 uur stappen opnieuw uit de jungle leidt.
Ik ben blij als ik na een bumby rit op de rivier en de moto, met veeeeel zeep, het junglezweet van mijn lijf was, en kan slapen in een ECHT bed.
Aan de ontbijttafel van de volgende dag ontdekken we het ontnuchterende feit dat Olli onze medicijnkit niet meer vindt. Hij heeft hem verloren/vergeten :-) in het junglekamp. Ten vroegste in Bangkok denken we nieuwe medicijnen te kunnen kopen. Nu maar hopen dat ze niet ziek worden...

Geen opmerkingen: